GPR is een geofysische non-destructieve onderzoeksmethode. Voorbeelden van non-destructieve prospectie zijn luchtfotografie, veldprospectie en geofysische prospectie. Sinds enkele decennia is het gebruik van geofysische technieken sterk toegenomen. De belangrijkste geofysische methoden die worden gebruikt in de archeologie zijn magnetometrie, elektrische weerstandsmetingen, elektromagnetische inductie en georadarprospectie. “Bij prospectie met georadar (GPR) worden radargolven in de bodem gestuurd. Wanneer deze stoten op een overgang tussen twee lagen of structuren met verschillende fysische eigenschappen, wordt een deel van de energie teruggekaatst. Een ander deel vervolgt zijn weg dieper in de bodem en kan teruggekaatst worden door een dieperliggende overgang.” (zie artikel Museumbulletin in bijlage), zegt Dr. Lieven Verdonck.
Pascal Ennaert, voorzitter van Raakvlak: “Eén van mijn ambities als voorzitter, is dat Raakvlak blijft inzetten op het gebruik van de laatste nieuwe technologieën en inspeelt op recente wetenschappelijke technieken om ons verleden zichtbaar te maken. Zo werd recent nog een drone aangekocht voor Raakvlak. Het inzetten van de georadar op het Sint-Jansplein was een logische keuze in de hoop om min of meer precies de contouren en funderingen van de verdwenen Sint-Janskerk te kunnen achterhalen zonder een schop in de grond te steken.”
Het onderzoek met behulp van georadar op het Sint-Jansplein had twee doelen: Enerzijds wouden de archeologen informatie verwerven over de ondergrond van het Sint-Jansplein, en in het bijzonder over de aanwezigheid en de aard van resten toebehorend aan gebouwen met religieuze functie: de 12de-eeuwse romaanse kerk, de 15de-eeuwse laatgotische kerk en de 17de-eeuwse kapel.
Anderzijds wouden de archeologen de doeltreffendheid van de georadar na gaan voor het onderzoek van het Sint-Jansplein en bij uitbreiding van het historisch centrum van Brugge. Op die manier hoopten we zicht te krijgen op het dieptebereik en de mate van signaalverlies van de radargolven in de bodem.
De resultaten
Een blik op de interpretatiekaart toont een kluwen van mogelijke archeologische structuren. Op het eerste zicht is het moeilijk om er een duidelijke kerk- of kapelplattegrond in te zien. Toch kunnen de archeologen enkele hypotheses naar voor schuiven, rekening houdende met enkele logische parameters zoals de diepte waarop een structuur zich bevindt of de oriëntatie t.o.v. gekende ondergrondse structuren of de bovengrondse bebouwing. Ten noorden van het middenplein zijn enkele structuren haaks op en in het verlengde van eerder gevonden muurresten (in de jaren ’90) af te lezen. Vermoedelijk houden deze verband met de kapel of de kerk. Ook enkele meer massieve structuren ten westen van het middenplein, die tot grote diepte in de radargegevens te zien is, vallen op. Zitten we hier met misschien met de funderingsrestanten van de westtoren van de Sint-Janskerk, zoals te zien op de kaart van Marcus Gerards? Ten oosten van het middenpleintje ligt een veelheid aan structuren, min of meer parallel aan de huidige bebouwing. Eén hypothese is dat we te maken hebben met bebouwing die dateert van voor een rooilijnwijziging. Of zijn het misschien middeleeuwse straatkelders, zoals bij het hoekpand te Sint-Jansplein 12? Of gaat het om grafkelders, die in de middeleeuwen dikwijls voorzien waren van fresco’s? Verder onderzoek moet dit uitwijzen.
Frederik Roelens, stadsarcheoloog: “Hoewel een groot aantal sporen zichtbaar zijn in de grondradargegevens, kunnen we maar voor enkele daarvan met grote waarschijnlijkheid een duidelijke archeologische interpretatie naar voren schuiven. Dit houdt verband met de moeilijkheid archeologische sporen zoals muren of funderingen te herkennen of onderscheiden in een bodem met veel recente structuren (bv. nutsleidingen) of verstoringen. De resultaten zijn misschien niet het verhoopte eenduidige beeld, maar stof tot nadenken en tonen ondubbelzinnig aan dat de Brugse ondergrond nog volop sporen bevat van meer dan 1000 jaar bewoning. We moeten blijven zorg dragen voor deze archeologische rijkdom.”
Nico Blontrock, schepen van Cultuur voor Brugge: “Het is fascinerend om te zien hoeveel we kunnen achterhalen dankzij het gebruik van een georadar. Toch zitten we nog met enkele hypotheses en pistes die verder onderzocht kunnen worden om de geschiedenis van het plein preciezer te achterhalen. Het onderzoek naar de verdwenen Sint-Janskerk is hiermee nog niet afgesloten. In de nabije toekomst zal Raakvlak een paar testputten graven op het Sint-Jansplein om de resultaten van de scans te toetsen aan de realiteit. Hopelijk krijgen we zo een duidelijker zicht op wat er nog precies bewaard in de ondergrond.”
Frederik Roelens, stadsarcheoloog: “Het inzetten van de georadar in samenwerking met Universiteit Gent heeft duidelijk zijn nut. Als volgende project zouden we deze techniek willen inzetten op de terreinen van de abdij van Ter Doest in Lissewege.”
Meer info: www.raakvlak.be
Erik Clyncke Eigen Berichtgeving.