Brugse geschiedenis
Wanneer Boudewijn IX aan Brugge in 1200 een oorkonde schenkt, houdt men voor het eerst een internationale jaarmarkt. De Meifoor is geboren. Oorspronkelijk gehuisvest op de markt, vind je deze vanaf de 20ste eeuw op ‘t Zand. Doorheen de jaren ondergaat deze kermis een complete gedaanteverwisseling . Zo vond je er vroeger onder meer theaters terug. Marionetten -, cinema – en zelfs heuse striptease barakken pronken zo tussen de verschillende attracties en verlekkeren de vele bezoekers. Maar ook de goocheltheaters, die rond 1900 hun hoogdagen kennen, kunnen op heel wat bijval rekenen. André Joseph Grandsart staat vanaf 1857 op de foor. Geboren te Brugge op 18 november 1813 is hij geen onbekende in het milieu. Als afstammeling van de Grandsart familie staat zijn naam garant voor degelijke goocheltoeren. Wanneer hij trouwt met Julie Courtois, dochter van het concurrerende ‘Courtois theater’, stichten die twee het theater ‘Grandsart-Courtois’. Een ideale combinatie. Hun 2 tot 3 uur durende voorstelling gaat door in het ‘Schitterende Toover-Paleis’ dat plaats biedt aan 800 toeschouwers. Ze vertonen voornamelijk zelf ontworpen goocheltrucs, waarvan ‘De viool van de duivel’ een ongeëvenaard succes kent. Vandaag de dag is het concept van deze goochelbarakken totaal verdwenen. Alles begint buiten het theater op de ‘parade’. Op dit kleine voorpodium prijst de ‘boniseur’ in de mooiste verwoordingen de voorstelling aan, in de volksmond het ‘boniment’ genoemd. Zodra de voorstelling gaat beginnen, luidt hij de ‘paradebel’ om iedereen te laten weten dat het de laatste kans is om binnen te geraken. Wanneer het volk dan toch nog aarzelend afwacht, komen de ‘baronnen’ in actie. Deze, door het theater ingehuurde stromannen, kopen massaal tickets om alsnog de andere toeschouwers te overtuigen dit ook te doen…én met succes!
Meifoor
Het zijn trucen van de foor die ook Jean Baptiste van Hoestenberghe toepast. Deze in juli 1767 geboren Bruggeling brengt op de Meifoor van 1817 de ‘Fantasmagorie’. Een verder geperfectioneerde toverlantaarn zeg maar. Zijn trucs verkoopt hij als ‘experimenten’
waarover de kranten enthousiast schrijven; “De Bruggeling Van Hoestenberghe bracht geregeld fantastische kijkspektakels waarin allerlei wetenschappelijke proeven werden vertoond” (Journal de Bruges, 7 mei 1826). In 1825 presenteert Van Hoestenberghe in de kapel van het vleeshuis op het Simon Stevinsplein een act waarbij hij op een haas vuurt zonder dat het dier sterft. En om het allemaal nog spectaculairder te maken zet hij die periode ook chinees vuurwerk op zijn programma. De goocheltheaters kennen een enorm succes en zijn alomtegenwoordig op de Meifoor. In 1853 vinden we de Gentse Philippe Lemeur terug als ‘de koning der goochelaars’ en in 1875 huurt Charles Spriet de Brugse goochelaar Benoni in om zijn voorstelling in het ‘Théâtre des Attractions’ op te luisteren. Andere goocheltheaters die tot midden 20ste eeuw de foor bezoeken zijn; Theater Van Caeneghem, Theater Cagliostro van Alber en Basch: ‘Magie, Physiek, Optiek en Hydrauliek’, Böhme, Renouprez, Georges Pasquet en Geroges Cliquet, Platel, Salvator, Laroche en Noël Watrin. Deze laatste slaagt er zelfs in om in zijn ‘Théatre moderne’ een levend paard weg te toveren.
Aérogyne, la femme volante
De goocheltheaters staan in schril contrast met ‘Théâtre Aerogyne’ van Abraham Dulaar. Hij brengt in plaats van een totaalspektakel slechts één enkele illusie. Hetgeen een ‘entresort’ wordt genoemd. Mensen betalen, aanschouwen het wonder en gaan na korte tijd terug naar buiten. Vandaar de naam naar de Franse woorden entre en sortir. Dulaar laat onder de naam L’Aérogyne een vrouw zonder enig hulpmiddel over het podium zweven. Een recensie uit 1889 geeft ons een betere kijk dit mirakel: “Een mooie jonge vrouw beweegt zich in de ruimte onder de ogen van de toeschouwers. Niets kan haar aan de grond houden. Ze gaat en komt, op en neer in sierlijke bochten. En dat op een zo’n natuurlijke manier dat we op zoek gaan naar de vleugels die haar lichaam in de ruimte ondersteunen.” De algemene kennis van het volk is nog erg miniem. Het is vaak op de foor dat ze de eerste maal met de laatste nieuwigheden zoals o.a. elektriciteit en cinematografie in aanraking komen.
Mentalisme
Gretig nemen ze zodus sommige illusies als waarheid aan, hetgeen de populariteit ervan verklaart. Dulaar staat op de Brugse Meifoor in 1905 niet enkel met de zwevende dame, maar ook met de sprekende cinematograaf en de helderziende Miloska. Wellicht komt Gustave Laureyns dankzij al deze toverpaleizen ook voor het eerst in contact met het goochelen. Hoewel geboren (1866) en getogen in Brugge, zoekt hij zijn geluk verder van huis. Tijdens WO I treedt hij op als goochelaar in verschillende legerkampen en marinebasissen. Uiteindelijk trekt hij naar New York waar hij lid wordt van de goochelclub S.A.M. Niet enkel smeedt hij zo nauwe banden met Houdini, maar wordt hij later ook voorzitter van deze gerenommeerde goochelvereniging. Tijdens de 2de wereldoorlog treedt de gekende ‘meester magnetiseur’ Wielockx op in de Brugse feestzaal ‘Parijse Halle’. Hij laat er één van zijn gehypnotiseerde vrijwilligers ‘it’s a long time to Tipperary’ zingen, waar de vele Duitse soldaten in het publiek gelukkig mee kunnen lachen. Hypnose en mentalisme zijn wel vaker in Brugge terug te vinden. Professor Benevoli, geboren in Sint Kruis Brugge gaat hier zo in op dat hij zijn gaven toeschrijft aan bovennatuurlijke krachten, hetgeen in ‘het maandblad tegen kwakzalverij’ de nodige ophef veroorzaakt. Maar de gekendste van al deze hypnotiseurs is zonder twijfel Extrano.
Extrano maakt het ongelooflijke geloofwaardig
In zijn persmap, situeert Extrano’s eerste optreden zich na zijn opsluiting in het concentratiekamp Oraniënburg. Niet alleen hij, ook zijn broer Jozef deelt dezelfde passie waardoor ze al snel samen als ‘Extrano en Tomar’ op de planken staan. Enige tijd later, als de West Vlaamse Extrano getrouwd is, wordt hij op het podium ook nog bijgestaan door zijn dochters Andrea en Regina. De weekdagen vult hij met zijn baan als verkoper, terwijl hij in het weekend er telkens op uittrekt om overal in het land op te treden. Tijdens die voorstelling flitst Extrano 30 000 volt door lichaam van zijn assistente waardoor ze een TL-lamp laat branden. Niet veel later wordt het pas echt gevaarlijk als zijn dochter als Indische prinses het podium betreedt. Met een geweer schiet Extrano een kogel op haar af, waarna hij rook door het kogelgat in haar buik blaast. Als finale van het eerste deel wordt ze onder hypnose gebracht, waarna ze ‘zo stijf als een plank’ op twee borstels wordt gelegd. Zeker van zijn stuk haalt Extrano er een borstel van onder uit. Schijnbaar zwevend in de lucht,
blijft ze zo op één borstel verder balanceren. In het tweede deel aanschouwt het publiek hoe Extrano zich laat blinddoeken en toch perfect weet te zeggen wat zijn assistente in het publiek toont en aanraakt. Hij gaat zelfs zo ver om in het zuiverste ‘Brugs’ zijn boekje te openen over sommige toeschouwers in het aanwezige publiek. Net als op de kermis een eeuw geleden, maakt ook Extrano gebruik van ‘stromannen’. Regelmatig zitten ze in het publiek, om zo als ‘willekeurige toeschouwer’ in de voorstelling mee te spelen. Bij de opening van zijn spektakel, waarin de theaterdeuren zich automatisch sluiten en Extrano verkondigt dat hij het publiek in zijn wil heeft en vluchten zinloos is, is het een vaste gewoonte dat één van zijn stromannen hysterisch tegen de grond valt. Meteen is de toon van de avond gezet.
Nacht der Magie
Hoe succesvol zijn voorstelling ook is, begin jaren 70 raakt het publiek wat uitgekeken op deze occulte toestanden. Op zoek naar nieuwe opbrengsten en iets om de media te halen, organiseert Extrano de ‘Nacht der Magie’ in het Brugse Boudewijnpark. Een congres met concours en galavertoning, waarin hij zichzelf een belangrijk aandeel geeft. Dankzij het goed gevulde programma en de gastpresentator Jef, ’het Manneke’, Cassiers, zit de zaal overvol. Zijn plan is geslaagd. Niet enkel zijn de opbrengsten hoger dan verwacht, ook staat hij de pers maar al te graag te woord wanneer hij zichzelf op de prijsuitreiking een ‘Gouden Goochelstok’ toekent voor zijn bijzondere bijdrage aan de occulte wetenschap. Zijn nieuwe aanpak kent succes. Niet enkel richt hij ‘de Interprovinciale Vereniging der Magie voor de Vlaamse Gewesten op’ maar organiseert hij het daaropvolgende jaar een 2de nacht der magie. In 1974 probeert hij een laatste keer tevergeefs terug dit succes te bereiken met een dag der magie. Maar vanaf dan wordt het op goochelvlak, met uitzondering van enkele uitschieters, stil. Tot 2019, wanneer de Nacht Van De Magie terug 1000den kijklustigen zal betoveren.
Meer info: denachtvandemagie.be
Tekst en foto's © Christ en Kobe Van Herwegen
Erik Clyncke Eigen Berichtgeving.