De Heerlijkheid van Tilleghem
De Heerlijkheid van Tilleghem is een schuttersgilde die werd opgericht op 22 november 1966 door de heren Willy Vercruysse, Michel Van Maele en Georges Depovere. De schutersgilde werd gehuisvest in het Boudewijnpark te Sint Michiels-Brugge, eigendom van één der oprichters Michel Vanmaele, op dit moment al sedert 1947 Burgemeester van Sint-Michiels Brugge. “De Heerlijkheid van Tilleghem” was een gilde voor het winterseizoen "staande wip", als aanvulling van de Koninklijke Sint Sebastiaansgilde Sint-Michiels, die ondertussen een onderkomen had gevonden in het Boudewijnpark. Er werden nog kosten nog moeite gespaard om een volledige accommodatie en schutterstoren op te bouwen. De schutterstoren werd dan ook het vaste gezicht van het Boudewijnpark. De gilde had er zijn intrek tot 2002. Toen werd de toren bouwvallig verklaard en vonden zij een onderkomen in de Koude Keuken te Sint-Andries Brugge.
Een stukje geschiedenis
Het hoeft geen betoog dat het handboogschieten één van de oudste kunsten is die de mensheid kent. De pijl en boog zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Azië. De Chinees Hori zou de uitvinder zijn. Archeologen vermoeden dat zo’n 15.000 jaar geleden de eerste pijl uit een boog wegvloog, maar de oudste, harde bewijzen zijn tussen 10.000 en 11.000 jaar oud. In de prehistorie werd boogschieten op elk continent bedreven, behalve in Australië. Daar had men de boemerang! Klassieke beschavingen hadden al enorm veel boogschutters in hun legers. Pijlen waren zeer destructief tegen grote menigten en het gebruik van boogschutters kon al snel leiden tot een overwinning. Bij de Grieken werd de handboog ook gebruikt als teken van macht en aanzien. Al bij de eerste officiële Olympische Spelen (in 776 vóór Christus) zijn wagenrennen, discuswerpen, verspringen, worstelen, boksen, speerwerpen én schieten met pijl en boog de eerste sporten die beoefend werden. In het middeleeuwse Europa steeg de waarde van het boogschieten op het slagveld gestaag. De Mongolen, die een korte Koreaanse / Mongoolse boog (= soort recurveboog) van composiet materialen (hoorn en hout) gebruikten, perfectioneerden het handboogschieten vanaf de rug van het paard en gebruikten dit om de Aziatische steppen en Oost-Europa te domineren. Ze schoten vanaf hun paard terwijl ze het doelwit (lees: de vijand) naderden, draaide zich om in hun zadel om achtereenvolgens nog een schot te lossen terwijl ze wegreden. Ook had Dzjengis Kahn (1162-1227) tijdens zijn rooftochten een extra zware boog bij zich. Deze werd tussen 2 paarden bevestigd. Enkele mannen samen moesten de boog uittrekken. De pijl bereikte een afstand van wel 1000 meter. In de pijlpunt zaten gaten, die een fluitend geluid maakten door de wind, die door de gaten stroomde. Dit om de vijand bang te maken. Ten tijde van de Honderdjarige Oorlog hadden de Engelsen het handboogschieten te voet geperfectioneerd. Zij gebruikten een longbow. Schutters werden vanaf de kinderleeftijd getraind door voortdurend en veelvuldig te moeten schieten. De kruisboog werd erg populair tijdens de Middeleeuwen. Het duurde lang om een longbowschutter te trainen en hij moest dan ook geregeld blijven oefenen om een goede schietvaardigheid te behouden, terwijl het maar een korte training vergde om goed met een kruisboog te kunnen schieten. De kruisboog was krachtiger, maar zwaarder dan de longbows. Het grootste nadeel was het feit dat het vrij lang duurde om de kruisboog te herladen. De introductie van vuurwapens zorgde ervoor dat de boog van het slagveld verdween. De vroege vuurwapens waren nog lange tijd in feite minder effectief dan de getrainde longbowschutter. Al zo’n tienduizend jaren heeft de mens zich van de handboog bediend met wisselende bedoelingen. Was de handboog allereerst een middel voor de jacht en dus uiterst belangrijk voor de voedselvoorziening van de mens; bijna onmiddellijk werd hij ook gebruikt ter verdediging en deed daarmee zijn intrede in de krijgskunst. Maar ook is het boogschieten als sport al zeer lang bekend. Het waren de Perzen die het handboogschieten in de Griekse cultuur introduceerden. Daar was het handboogschieten één van de gewaardeerde krijgshaftige kunsten, waarin de besten het tegen elkaar opnamen in de schaduw van de berg Olympus. De tijd dat de boog een belangrijk wapen bleef vond zijn einde met het intreden van het vuurwapen. We kennen allemaal de geromantiseerde confrontaties tussen handboog en vuurwapen, zoals ten tijde van de strijd tussen de Indiaanse bewoners van Noord Amerika en de kolonialisten. Behalve de Indianen waren ook de Turken erkende handboogschutters en het verhaal gaat, dat Sultan Mohammed Khan in 1247 zijn pijl 1275 pijllengten kon weg schieten. Dat komt neer op een afstand van bijna 1000 meter (1275 x 0,78 cm.)! Nog in het einde van de 19de eeuw was er in Londen een Turk, die zijn pijl 800 meter ver schoot, de sportman van het jaar. Sowieso kent de geschiedenis van de boogsport vele romantische helden. Een handboogsporter, die over zijn sport met buitenstaanders praat, wordt al snel vergeleken met Robin Hood of wordt, door absolute leken, gevraagd of jij de appel van iemands hoofd kan schieten, terwijl deze “heldendaad” door de Zwitserse voet- of kruisboogschutter Wilhelm Tell werd verricht. Het handboogschieten kent ook vele gedaanten over de hele wereld, in vele verschillende culturen. Men heeft het dan over schieten op een “doel”. Zo is in Korea het handboogschieten volkssport nummer 1, waar met min of meer klassieke bogen (longbow) wordt geschoten. In Japan wordt op zeer hoog niveau geschoten, waarbij de Zen Boeddhistische, filosofische achtergrond een grote rol in deze sportbeoefening speelt. In de West-Europese - en Amerikaanse wereld heeft de handboog een enorme technische evolutie doorgemaakt tot sommige uiterst “hightech” vormen.Tegenwoordig is handboogschieten vooral een concentratie sport.
Meer info: heerlijkheidvantillegem.brugseverenigingen.be/
Erik Clyncke op Locatie - Foto's © Koen Delaere en Erik Clyncke