Achtergrond en wetgevend kader
Op 1 september 2009 trad het decreet Grond en Pandenbeleid (DGP) in werking. Hierin stond een nieuw begrip dat sindsdien een grote impact heeft op het woonbeleid van iedere stad of gemeente in Vlaanderen: het bindend sociaal objectief (BSO). De Vlaamse overheid heeft in 2009 het plan opgevat om 9% sociale huurwoningen op het totale woonaanbod van iedere gemeente te realiseren. Hiervoor werd een nulmeting gedaan op basis van cijfers uit 2007. Iedere gemeente kreeg deze nulmeting. Deze nulmeting gaf een overzicht van het toenmalige sociaal woonaanbod dat aangeboden werd door de sociale woonactoren. Dit zijn de woningen die door sociale huisvestingsmaatschappijen, de sociale verhuurkantoren, de OCMW’s en de gemeentes zelf verhuurd worden op basis van het lokaal toewijzingsreglement dat opgemaakt moet worden conform het Vlaams sociaal huurstelsel. In dit toewijzingsreglement wordt bepaald wie een sociale woning toegewezen kan krijgen. Franky Demon: “Vanuit het decreet werd de gemeente werd aangeduid als regisseur van het lokaal woonbeleid en die moest ervoor zorgen dat het 9% objectief gehaald werd. Voor de ene gemeente gaat dat al gemakkelijker dan voor de andere. De voornaamste voorwaarde om sociale woningen te kunnen realiseren is immers de beschikbaarheid van bouwgrond. Daarnaast speelt ook de dynamiek van de sociale huisvestingsactoren een grote rol. De gemeente kan sociale bouwprojecten faciliteren of dwarsbomen via het stedenbouwkundig vergunningsbeleid.
Bindend sociaal objectief
Demon: “Om over 9% sociale huurwoningen te beschikken moeten er in Brugge 861 huurwoningen bijkomen ten opzichte van de nulmeting in 2007.Dit betekent concreet dat er in Brugge 4309 sociale huurwoningen moeten beschikbaar zijn.” Daarnaast moest de stad voorzien in 407 koopwoningen en 19 sociale kavels. Deze 2 laatste taakstellingen zijn intussen weggevallen. De sociale koopwoningen moeten niet meer gerealiseerd worden omdat de Vlaamse overheid geen subsidies meer geeft voor sociale koop. De sociale kavels moeten nu op het niveau van de provincie waargemaakt worden. Er was een monitoring in 2012, ’14 en ’16. “Deze zogenaamde voortgangstoetsen toonden telkens aan dat Brugge op schema zat,” vertelt woonschepen Demon. Telkens behoorde de stad tot categorie 1.”
Premies
“Hoewel Stad Brugge zelf geen sociale huurwoningen bouwt en/of beheert worden er wel degelijk zware financiële inspanningen geleverd om het sociaal woonaanbod op peil te houden,” haalt Demon aan. De 2 sociale huisvestingsmaatschappijen (Brugse Huisvestingsmaatschappij en Vivendo) en de 2 Sociale VerhuurKantoren (Vereniging SVK Brugge en Sovekans) kunnen beroep doen op de functionele verbeteringspremie en op de opknappremie om hun huurwoningen te renoveren. Per woning kunnen ze dus max. 4500 of 5000 euro premie krijgen van de stad. De Sociale Verhuurkantoren krijgen bovendien een vast bedrag voor werkingsmiddelen en een premie voor iedere nieuwe inhuurname. Samen spreken we jaarlijks over bijna 300000 euro.”
Aanbod
“Onze rol als regisseur van het sociaal woonbeleid trekken we ook door in de overlegmomenten. Tijdens het lokaal woonoverleg worden de lopende dossiers besproken. Sinds jaar en dag willen de Sociale Huisvestingsmaatschappijen vooral woningen en appartementen voor alleenstaanden of kleine gezinnen bouwen. Vanuit de Stad wordt er steevast de nadruk gelegd op voldoende aanbod voor gezinnen met kinderen en dus woningen met 3 slaapkamers,” zegt Demon. De Vlaamse overheid wilde 9% sociale huurwoningen in iedere gemeente bereiken in 2020. De evolutie van de cijfers sinds de nulmeting in 2009 toont aan dat dit in veel gemeenten niet zal lukken. Daarom werd de deadline intussen verlegd naar 2025. Franky Demon: “Volgens de meest recente monitoring in 2016 moeten er nog 266 sociale huurwoningen gerealiseerd worden tegen 2025. Dit zal met de planning die ik samen met de sociale huisvestingsmaatschappijen opmaakte zonder probleem gehaald worden.”
Meer info: www.brugse-mij-huisvesting.be/ of www.vivendo.be/
Erik Clyncke Eigen Berichtgeving.