Historiek
In 1965 werd PTC Rustenburg opgericht als alternatief voor de klassieke ‘gestichtspsychiatrie’.De zusters van de ‘Bermhertigheid Jesu’ en enkele vooraanstaande psychiaters (Dr. De Haene, dr. Ronse, dr. Schotte) namen daartoe het initiatief. Ze bezochten gelijkaardige initiatieven in Engeland, Nederland en Frankrijk. Ze creëerden een centrum met een uniek aanbod, met een uitstraling over gans Vlaanderen. De psychoanalytische benadering en de groepswerking vormen nog steeds onze identiteit.
Werking
In het PTC Rustenburg werken ongeveer 100 medewerkers. Rustenburg is ingebed in een grote vzw die belangrijk is in het aanbod van psychische hulpverlening in West-Vlaanderen: vzw Gezondheidszorg ‘Bermhertigheid Jesu’. Het unieke aanbod, de kleinschaligheid, het groene en open karakter, de persoonlijke benadering zijn redenen waarom mensen voor Rustenburg kiezen.
Rustenburg beschikt over 72 ‘bedden’; er kunnen dus 72 patiënten terzelfdertijd in het centrum verblijven. Ze verblijven er in kleine groepen. Daarnaast kunnen er maximaal 20 mensen in dagbehandeling naar Rustenburg komen. De psychiaters verbonden aan Rustenburg bieden eveneens ambulante behandeling aan. Jaarlijks worden ongeveer 240 mensen in het centrum opgenomen, velen voor de eerste keer.
Veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg
Door de samenwerking van de federale en regionale overheden in ons land werd in 2010 een nieuw tijdperk ingeluid voor de geestelijke gezondheidszorg in België. De rode draad doorheen de transformatie is de ontwikkeling van gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. De langdurige ondersteuning van mensen met ernstige psychische problemen zal minder gebeuren door middel van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis, maar ook en vooral door ambulante behandeling (aan huis) en ondersteunende hulp in de samenleving. Hiervoor werden in 2011 de mobiele teams ‘crisis’ en ‘langdurige behandeling’ opgestart in Brugge en omgeving. Hiermee loopt de geestelijke gezondheidszorg voor op de politieke intenties om de gezondheidszorg steeds minder in ziekenhuizen aan te bieden, maar meer op de eerste lijn en in de thuissituatie. Naast de optie voor meer gemeenschapsgerichte zorg, wordt er ook meer in netwerk samengewerkt. Organisaties moeten hun aanbod op elkaar afstemmen. Regionaal worden er netwerken ontwikkeld die in afspraak complementaire zorg aanbieden (ambulante-, dag- en residentiële behandeling). Bijkomend moet de geestelijke gezondheidszorg samenwerken met de sectoren arbeid, huisvesting, vorming, onderwijs... De residentiële behandeling die in de toekomst wordt aangeboden zal intensief en tijdelijk zijn. Jarenlange opnames in een psychiatrisch ziekenhuis zijn steeds minder aan de orde.
Toekomst
De plaats die Rustenburg in de toekomst zal innemen zal uniek zijn in dit veranderend landschap: het wordt mogelijk dat organisaties met een speciale expertise regio overstijgend werken. Dit is wat Rustenburg al jaren doet: het aanbieden van een specifieke expertise voor een specifieke doelgroep en voor gans Vlaanderen. Dat dit werkt, bewijzen de cijfers van herkomst van de patiënten: meer dan 50 % is afkomstig van buiten de provincie. Mensen van ver buiten de provinciegrenzen hebben een vraag om in Rustenburg opgenomen te worden: Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Brabant; een enkele keer uit Nederland.
De therapeutische visie volgens dr. De Vos, hoofdgeneesheer is. Wat de patiënten ons zeggen is:
- Patiënten zijn hier in de eerste plaats mensen, geen diagnoses.
- Hier is tijd en ruimte om stil te staan bij wat het leven zo moeilijk maakt.
- Hier is alles op mensenmaat: geen groot instituut met diverse groepen mensen met allerlei soorten problemen.
- Hier wordt in kleine groepen gewerkt: het vergt moed om je over te leveren aan het leven en werken aan je problemen in een groep; maar een groep is een ontzettend krachtig middel voor verandering.
- Hier wordt stilgestaan bij je levensverhaal; hier leer je je levensverhaal weer leefbaar te maken.
- Hier is groen, hier is kleinschaligheid, hier is een open karakter, hier zijn geen afzonderingskamers.
Erik Clyncke Eigen Berichtgeving.