Taak Raakvlak
Het gaat om mooie, maar verwachte vondsten; elke fiere Bruggeling wist de Katelijnepoort zitten! Het uitgangspunt van de wetgeving met betrekking tot archeologie is als volgt: alles zit veilig onder de grond, pas zodra restanten bedreigd worden door werkzaamheden (zoals hier de integrale heraanleg van de Katelijnestraat), komen de archeologen in actie. De taak van de archeologen bestaat erin de structuren te registreren en in kaart te brengen. De aannemer bekijkt momenteel hoe de geplande leidingen geplaatst kunnen worden zodat de funderingen zo min mogelijk beschadigd raken. De funderingen blijven ondergronds behouden.
Historische achtergrond
De (Sint-)Katelijnepoort maakt deel uit van de tweede stadsomwalling van Brugge (1297-1299). De poort leidde destijds naar de Sint-Catharinaparochie, waarvan de kerk buiten de stadsmuren lag, en verder richting Kortrijk. Na de nederlaag van de Bruggelingen tegen de Gentenaren in de slag op het Beverhoutsveld (1382) werd de poort op bevel van Filips van Artevelde gesloopt. Ze werd in het begin van de 15de eeuw in witte natuursteen herbouwd (onder leiding van meester-metselaar Jan van Oudenaarde en Martin van Leuven). De aangetroffen poortfunderingen behoren tot deze 15de-eeuwse poort.
In de 17de eeuw veranderden de vesten grondig van uitzicht. De bestaande eenvoudige omwalling volstond niet meer om weerstand te bieden aan het geschut van de vijandelijke artillerie en kanonnen. De middeleeuwse stadspoorten en –muren bleven wel behouden. In de binnen vestinggracht werden een reeks van kleine aarden bastions uitgebouwd en verbonden door houten palissaden. In de buitenvesting of ‘Singel’ verscheen een tweede gordel van bastions en ravelijnen.
In 1782 besliste de Oostenrijkse keizer Jozef II de stadswallen te ontmantelen omdat het verdere onderhoud een nutteloze belasting was voor de schatkist en omdat toen noch van Frankrijk, noch van de Verenigde Provinciën militair gevaar te vrezen was. Door tussenkomst van de stad konden de stadspoorten, met uitzondering van de voorpoorten, bewaard blijven.
In de 19de eeuw volgde nog een laatste opflakkering: in 1800 hadden de steden namelijk toestemming kregen om opnieuw douanerechten (zogenaamde octrooirechten) te heffen. Naast hun militaire functie hadden de stadspoorten in het dagelijkse leven ook een belangrijke betekenis als enige toegang tot de stad. Via de stadspoorten kon men toezicht houden op al het in- en uitgaande verkeer en deze waren aldus een belangrijke schakel in de inning van deze octrooirechten. Nabij elke stadspoort verrees al snel een octrooihuisje.
Met het afschaffen van deze rechten in 1860 werden de stadspoorten en bijhorende octrooihuisjes hun bestaansrecht ontnomen. Te Brugge sneuvelden de Katelijnepoort (1862), de Boeveriepoort (1863) en de Dampoort (1871). De overige vier bleven gelukkig van de sloophamer gespaard. De sloop geschiedde met buskruit. Fait divers: De broer van de bekende Guido Gezelle, die bij de betrokken aannemer werkte, raakte hierbij zwaar gewond en z’n been diende geamputeerd te worden.
Meer info: raakvlak.be
Erik Clyncke Eigen Berichtgeving.